Geen uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen

7 mei 2025
by LDR Advocaten

Op 14 juli 2023 keurde het Vlaams Parlement het kaderdecreet van 14 juli 2023 tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges en het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wat betreft de uitbreiding van de rechtsmacht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, BS 28 augustus 2023, goed dat de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) uitbreidde. Voortaan zou de RvVb, naast vergunningsbeslissingen, ook kunnen oordelen over stedenbouwkundige verordeningen, ruimtelijke uitvoeringsplannen en voorkeurs- en projectbesluiten binnen complexe projecten – bevoegdheden die tot dan toe aan de Raad van State behoorden.

De Vlaamse regering wilde met dit decreet de behandeling van omgevingsdossiers efficiënter maken. Eén gespecialiseerd rechtscollege zou zorgen voor meer uniformiteit in de rechtspraak en snellere procedures.

De nieuwe regeling ging van kracht op 31 december 2024.

De hervorming kreeg echter stevige tegenwind. Onder meer de Waalse en Franse gemeenschapsregering en de Franse Gemeenschapscommissie trokken naar het Grondwettelijk Hof. Hun belangrijkste bezwaar: de bevoegdheid om administratieve rechtscolleges op te richten of te wijzigen ligt bij de federale wetgever – niet bij de Vlaamse decreetgever.

Het Hof volgde deze redenering en vernietigde op 13 februari 2025 het Vlaamse decreet. Het maakte daarbij duidelijk dat het niet aan de Vlaamse decreetgever is om bevoegdheden van de Raad van State af te nemen of over te hevelen. Daarnaast oordeelde het Hof dat de Vlaamse decreetgever ook niet op basis van haar zogenaamde impliciete bevoegdheid  deze hervorming kon doorvoeren. De decreetgever kan in principe op grond van die impliciete bevoegdheid een decreet aannemen dat een federale aangelegenheid regelt, op voorwaarde dat dit noodzakelijk is voor de uitoefening van haar bevoegdheid. Het argument dat de RvVb sneller en efficiënter zou werken dan de Raad van State, was volgens het Hof onvoldoende om in te grijpen in de federale bevoegdheidsverdeling.

Omdat het decreet al van kracht was vóór de vernietiging, kregen partijen de kans om hun verzoekschrift binnen 60 dagen bij de bevoegde instantie opnieuw in te dienen.

De bevoegdheid voor beroepen tegen besluiten tot vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen en voorkeurs- en projectbesluiten inzake complexte projecten, blijft door het vernietigingsarrest dus toegekend aan de Raad van State.

 

Bron: Céleste Houtsaeger van LDR Advocaten