Grondwettelijk hof vernietigt de attentieplicht en de relativiteitseis

16 mei 2023
by LDR Advocaten

De Raad voor Vergunningsbetwistingen is een Vlaams administratief rechtscollege dat onder meer uitspraak doet, bij wijze van arresten, over beroepen die worden ingesteld tot vernietiging van omgevingsvergunningsbeslissingen.

Bij een vernietigingsprocedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: “RvVb”) moet een door een verzoekende partij opgeworpen schending van een norm of een algemeen rechtsbeginsel aanleiding geven tot de vernietiging van de vergunningsbeslissing indien de kritiek gegrond is.  

Een nuancering op het bovenstaande “vernietigingsprincipe” ligt vervat in de theorie over het “belang bij het middel”.

Deze theorie wordt sinds 2017 geconcretiseerd in artikel 35, derde lid van het DBRC-decreet.[1] De bepaling luidde dat een onwettigheid alleen aanleiding geeft tot een vernietiging, als de partij die ze aanvoert, wordt benadeeld door de ingeroepen onwettigheid (“belangenschade”). Dit betekent bijvoorbeeld dat een partij die de schending inroept van bepaalde regels in verband met de bekendmaking van het openbaar onderzoek geen belang heeft bij deze onregelmatigheid als zij wel degelijk een bezwaar heeft kunnen indienen tijdens het openbaar onderzoek. Logisch niet?

In tijden waarbij elk vergunningsproject aan tal van (onoverzichtelijke en complexe) regels moet voldoen, lijkt het alvast te verantwoorden dat niet elke schending van een (vaak minder relevante) regel aanleiding moet geven tot de vernietiging van een vergunningsbeslissing.  

Zo dacht ook onze decreetgever toen hij in 2021 een herformulering van artikel 35 doorvoerde in een poging de procedure voor de RvVb te versnellen en te optimaliseren.

Naast een verduidelijking van de bestaande voorwaarde over de “belangenschade” werd bepaald dat de bestuursrechter enkel moet vernietigen als de norm of het algemeen rechtsbeginsel waarvan de schending wordt aangevoerd, strekt tot de bescherming van de belangen van die partij (“relativiteitseis”). Deze relativiteitseis moest verhinderen dat een persoon zich bijvoorbeeld kon beroepen op een beweerde schending van veiligheidsnormen in het geval de persoon zelf geen enkel veiligheidsrisico kon ondervinden omdat hij bijvoorbeeld geen buurtbewoner is bij het vergunde project.

Daarnaast werd ingevoerd dat de bestuursrechter enkel moet vernietigen als de verzoekende partij niet kennelijk heeft verzuimd de onwettigheid aan te voeren op het eerste nuttige ogenblik tijdens de bestuurlijke procedure (“attentieplicht”). De attentieplicht diende de burgers aan te sporen om in een zo vroeg mogelijk stadium alle nuttige informatie en mogelijke bezwaren kenbaar te maken. Hierdoor moest vermeden worden dat een verzoeker pas tijdens een procedure voor de RvVb voor het eerst komt aandraven met een onwettigheid die hij al (veel) eerder kende.

Hoewel beide voorwaarden opnieuw logisch kunnen klinken, werden de relativiteitseis en de attentieplicht onlangs vernietigd door het Grondwettelijk Hof in een arrest van 11 april 2023.[2] Het Hof oordeelde dat de relativiteitseis en de attentieplicht de toets aan het recht op toegang tot de rechter en aan het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu niet kunnen doorstaan.

Vooral de vernietiging van de relativiteitseis valt te betreuren. De relativiteiteis kon een instrument zijn in het streven naar een slagvaardiger bestuursprocesrecht, waarbij het oneigenlijk gebruik van rechtsregels in procedures voor de bestuursrechter wordt tegengegaan. Bovendien bestaat er een soortgelijke regel in Nederland die door de Nederlandse Raad van State wel in overeenstemming werd geacht met het recht op toegang tot de rechter en met het Verdrag van Aarhus.[3]

Bron: Bram VAN DEN BERGHE, LDR Advocaten



[1] Ingevoegd via artikel 11 van het decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de Vlaamse bestuursrechtscolleges betreft, BS 24 januari 2017.

[2] GwH 11 april 2023, nr. 59/2023.

[3] ABRvS 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:96.