Klasse 3 meldingen vereisen een expliciete beoordeling van de planologische conformiteit in de aktename
Overeenkomstig artikel 5.4.3, §3 van het DABM en artikel 4.1.1.1 van VLAREM II is de bevoegde overheid verplicht om na te gaan of de exploitatie van de gemelde inrichting/activiteit verenigbaar is met de geldende planologische voorschriften. Dit is zowel wettelijk verankerd als ondersteund door vaste rechtspraak.
In de praktijk blijkt dat bevoegde overheden deze verplichting vaak onvoldoende naleven. Regelmatig beperken zij zich tot het gebruik van de stijlclausule dat de exploitatie “meldingsplichtig is en niet verboden”. Dat deze werkwijze onvoldoende is, werd nogmaals bevestigd in de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb 24 april 2025, nr. RvVb-A-2425-0761).
Die lijn werd doorgetrokken in een nog recenter arrest van 3 juli 2025 (RvVb-A-2425-0979). In dat dossier betrof het een melding voor de plaatsing van een brandstoftank in een reeds vergunde landbouwloods, gelegen in agrarisch gebied. De bevoegde overheid verwees in haar aktename naar eerdere vergunningsbeslissingen waarin de planologische verenigbaarheid de landbouwloods met het agrarische gebied reeds werd vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat dit niet volstaat, en benadrukte:
“Zelfs voor zover in het verleden de bestemmingsconformiteit van een bedrijf zou zijn beoordeeld, moet bij een melding geval per geval worden nagegaan of de nieuw aangemelde activiteiten of inrichtingen bestaanbaar zijn met de planologische voorschriften.”
Tot slot wordt volledigheidshalve opgemerkt dat de bevoegde overheid een melding niet kan en mag toetsen aan de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingscriteria van artikel 5.3.1 DABM, waaronder de toets aan de goede ruimtelijke ordening, zijn niet van toepassing op meldingen van klasse 3-inrichtingen.
Bron: Féline Vanden Bussche van LDR Advocaten