Maatschappelijke evolutie en tijdsgeest relevant bij toets aan gewestplanbestemming

24 april 2023
by LDR Advocaten

Het Inrichtingsbesluit bevat geen specifieke omschrijving van de toegelaten handelingen en activiteiten in de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Er wordt enkel bepaald dat deze gebieden zijn ‘bestemd voor een ander grondgebruik’. De interpretatie van dit bestemmingsvoorschrift gebeurt bijgevolg aan de hand van de omzendbrief van 8 juli 1997 en de rechtspraak.

De Raad van State en de Raad voor Vergunningsbetwistingen vallen steevast terug op de spraakgebruikelijke betekenis van dit begrip, zijnde ‘voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld of die een gemeenschaps- of openbare nutsfunctie vervullen.’ (zie o.a. RvVb 7 juni 2016, A/1516/1183, 12).

De omzendbrief van 8 juli 1997 bevat eenzelfde begripsomschrijving, waarbij wordt benadrukt dat het irrelevant is of deze voorzieningen worden opgericht en uitgebaat door een overheid dan wel door een privé-instelling of – persoon. Artikel 4.4.8 VCRO voegt hieraan toe dat binnen de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen steeds handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten worden toegelaten, ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk.

Uit de toelichting en opsomming van voorbeelden in de omzendbrief van 8 juli 1997 kan worden afgeleid dat het een ruimte bestemmingscategorie betreft, waarin zeer uiteenlopende handelingen kunnen toegelaten worden, voor zover ze rechtstreeks ten dienste staan van de gemeenschap en het algemeen belang bevorderen.

In een recent arrest van 30 maart 2023 heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen (nr. RvVb-A-2223-0710) bevestigd dat bij de beoordeling van de overeenstemming van een omgevingsvergunningsaanvraag met de voorschriften uit het Inrichtingsbesluit, rekening gehouden mag worden met de ‘maatschappelijke evolutie en tijdsgeest’. Hierdoor kunnen bepaalde handelingen als planologisch verenigbaar beschouwd worden, terwijl deze ten tijde van de opmaak van de gewestplannen nog niet bestonden. Dit geldt des te meer wanneer het Inrichtingsbesluit zelf geen nadere aanwijzingen bevat van de handelingen dewelke toegelaten zijn, zoals o.a. het geval is bij de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

In het betrokken arrest oordeelt de Raad in het bijzonder dat een gecontroleerd overstromingsgebied, dat als doel heeft overstromingen tegen te gaan in een stedelijk gebied, beschouwd kan worden als een gemeenschaps- of openbare nutsvoorziening.

De Raad geeft met dit arrest te kennen dat voortschrijdend inzicht een plaats verdient in de vergunningverlening.

Bron: Karlien Vernieuwe, LDR Advocaten